Gevangenisbeleid - on verra

Het lijkt wel of de gevangenis en haar bewoners voor allerlei proefjes en culturele manifestaties gebruikt worden.

De schone kunsten, het theater, een fotoboek, kortom naast een batterij hulpvoorzieningen zoals een psychosociale dienst, beschermcomité, herstelbemiddeling,... is er dus ook een variatie aan meestal éénmalige kunstenaarsexpressies, waarbij gedetineerden betrokken kunnen worden.

Dat zorgend en kunstig gewemel zou de indruk kunnen wekken dat de essentie van een opsluiting onderzocht wordt, bijgestuurd, en in vraag gesteld zou zijn.

Maar zoals verstandige wezens weten, betekent gewemel nog niet dadelijk gerichte hersenactiviteit, al wil ik daarmee de pogingen van bijstand en kunstige initiatieven niet onderwaarderen en heb ik het eerder over bewegingen zond het onderwerp terwijl in het oog  van de storm peis en vree schijnt te heersen.

 

Op een recente bijeenkomst (mei 2009) van vooral projectontwikkelaars met het oog op het bouwen van nieuwe gevangenissen (met de vreselijke naam ‘Prison make’) betwijfelden velen de financiële haalbaarheid van de ministeriële plannen. Zijn antwoord “on verra” – we zullen zien -  is een typisch politiek antwoord.

 

Misschien moest de excellentie maar eens te rade gaan bij Michel Foucault’s boek: Discipline, toezicht en straf, de geboorte van de gevangenis. Citaat: “De hervorming van de gevangenis zelf, ze is als het ware haar programma, voortgekomen uit de feitelijke constatering van haar falen. Van meet af aan immers is de werkelijkheid van de gevangenis met haar zichtbare effecten aangewezen als de grote mislukking van het strafrecht.

Het principe van de detentie als straf ging tussen 1820 en 1845 direct vergezeld van een ontwerp voor een verbeteringstechniek, en in dezelfde jaren ontstond de kritiek p de gevangenis en haar methoden die ogenblikkelijk verstarde in een aantal vaste formules die tot op de dag van vandaag vrijwel ongewijzigd worden herhaald”.

Het is niet bemoedigend en maakt “on verra” van de minister op z’n minst erg dubbelzinnig.

 

Dat er vooral projectontwikkelaars op zo’n bijeenkomst zijn uitgenodigd en niet mensen van het terrein verklaart de simpelheid van de ministeriële oplossingen: overbevolking, dus nieuwe gevangenissen.

 

Zoals de nieuwe gevangenis van Hasselt een kopie werd van Ittre (er was nog maar eens haast bij), met een sportveld dat alleen door beambten kan worden gebruikt, want het ligt te dicht aan een openbare weg. Zo is de integratie van groen (bomen in plaats van palen op zetten, de ruimte voor bibliotheek en hulpdiensten meestal zo ondergeschikt aan de “veiligheid”dat de overinvesteringen in dat begrip een nieuwe gevangenis onmenselijker maken dan een verblijf in te oude gebouwen met een zeer menselijk regime zoals in Leuven-Centraal bijvoorbeeld.

Voor “we zullen zie” moet er eerst samen gedacht worden. Wat willen we met detentie bereiken? Hanteren we een gevangenis als een goed verzorgde stapelplaats zoals de Nederlanders, of proberen we reïntegratie en andere menselijke doelen zoals de Scandinaviërs dat proberen.

Het bouwen van nieuwe gevangenissen leidde in Nederland tot een momentele leegstand, omdat alternatieven zoals elektronisch toezicht en taakstraffen meet aandacht kregen.

 

Of lopen we de publieke opinie – die we zelf hebben gevormd – achterna met het gangbare idee van wraak en weder wraak? In dat geval zijn de nieuwe gevangenissen na 2 jaar vol. Als de minister zijn Tilburgs plan wil verdedigen denkt hij dan aan de naasten zoals familie, of wordt dit de instelling van de vergeten zielen?

Zou het niet beter directe bezoekers zoals echtgenoten en kinderen, bijstaan door gratis openbaar vervoer, zodat de banden met de buitenwereld vergemakkelijkt kunnen worden?

 

Een wijs woord van Jan Leyten, oud hoogleraar aan de Universiteit van Nijmegen, oud advocaatgeneraal bij de Hoge Raad der Nederlanden: “Ik denk dat de samenleving bezig is van rechters te verlangen dat zijn in haar naam, maar in het bijzonder van de slachtoffers, straf als wraak zal gaan uitoefenen. Omdat wraak zoveel nadelen had zijn we ertoe overgegaan haar als eigen richting te verbieden. Maar het strafrecht komt binnen, daar waar wraak levensgevaarlijk is, omdat zij weerwraak (een woord dat we bijna niet meer kennen) oproept. Zo komt er in de samenleving nooit een einde aan de wrede chaos. Bij alle bezwaren die het statelijk strafrecht in het verleden in sterke mate en ook nu nog heeft, is het niet genoeg te waarderen voordeel dat degene die straft wel op de hoogte is van alles wat er gebeurd is, maar de ernst daarvan niet anders beziet dan een willekeurige maar verstandige buitenstaander. Zo wordt de straf van wraak tot getemperde vergelding”.

 

En hoe we dan die getemperde vergelding in een opsluiting zin geven moeten we als samenleving samen bepalen.

Het “on verra” komt na de gezamelijke hersenactiviteit, mogen we hopen.

Om de psalmist te citeren: “Oculos habent et non vident”. Ze hebben ogen maar zien geen steek.

 

                                                                                                                    Ervaringsdeskundige.